We schrijven nu medio februari  1946. 
Aan alles kunnen we merken dat  het tijdstip van vertrek naar Indonesië naderbij komt. Steeds vaker krijgen we  bezoek van allerlei stafofficieren die reeds vanuit Australië, in Indonesië  gearriveerd zijn. 
't Zal dan ook de hoogste tijd  worden, want de berichten die daar vandaan komen, duiden op verschrikkelijke  toestanden. 
Duizenden nederlanders zitten  daar nog, voor eigen veiligheid, onder de meest erbarmelijke toestanden,  opgesloten in kampen, te hunkeren naar de dag dat ook zij bevrijd zullen  worden. 
Dagelijks komen er uit het  binnenland, op gruwelijke wijze vermoorde mensen, vastgespijkerd op  bamboe-vlotten, de rivier de Tji-Liwoeng afdrijven, richting Batavia. 
Onze engelse vrienden, die daar  alleen de grote plaatsen bezet hebben, doen daar weinig aan. Ze nemen een zeer  lakse houding aan, en proberen de nederlanders zoveel mogelijk tegen te werken. 
Ja, van je vrienden moet je het  maar hebben, dat ziet men hier weer. 
Hoe konden ze dit toch allemaal  zover laten komen, vragen wij ons af ? 
Luitenant den Ouden, een K.N.I.L.  officier, die vanuit Indonesië naar Malakka gezonden is, om het bevel over het  le.Reg.Jagers over te nemen, en gedurende de Japanse bezetting op Java gevangen  heeft gezeten, kan ons wat meer vertellen over de toestand daar en wat er  allemaal aan vooraf gegaan is. 
Medio 1944 zijn de japanners door  de kolossale amerikaanse oorlogsinspanningen over alle linie's in de  verdediging gedrongen. 
Om de archipel te helpen  verdedigen, hebben ze een gewapende burgerwacht opgericht, de Peta, waarvan de  leden sukarelas (vrijwilligers) worden genoemd. 
Ze zijn uit de militante  nationalisten gerecruteerd, maar ook op het platteland, met harde hand, onder  de jongeren. 
Als kader proberen de Jappen dan  voormalige inheemse militairen van het K.N.I.L. te ronselen, op weigering staat  de doodstraf. 
De executies (met bamboesperen)  worden opgedragen aan de sukarelas. Daarmee beogen de Japanners een tweeledig  doel; het proeven van bloed maakt de vrijscharen oorlogszuchtig en  kompromiteert hen tegelijkertijd als oorlogsmisdadiger. 
Als het einde van de oorlog  nadert, tellen deze vrijscharen 120.000 man, een smeltkroes van oprechte  nationalisten, van avonturiers, van gefrustreerden en wraakzoekers, maar ook  van pure misdadigers. 
Uit deze smeltkroes, zal het  toekomstige indonesische leger verschijnen, maar ook de terreurbeweging, die  nog jaren na nippon's kapitulatie op weerzinwekkende wijze zal huishouden, niet  alleen onder de blanken, maar vooral ook onder de weerloze eigen bevolking. 
Na de val van Manilla moeten de  Japanners inzien dat ze Indonesië spoedig zullen verliezen. 
Ze bereiden een tijdbom voor,  bestemd voor de nederlanders als die weer voet aan land zullen zetten in hun  vroegere koloniën. 
In maart 1945 roept de Japanse  opperbevelhebber van Java een kommité in het leven ter voorbereiding van de  onafhankelijkheid van Indonesië. Japan kapituleert op 15 augustus 1945. 
Op 17 augustus, te 10 uur in de  ochtend, leest Soekarno met vlakke stem de onafhankelijkheids-verklaring voor  en roept hij de republiek Indonesia uit. 
In Batavia hollen leden van de  jeugdbewegingen de straat op met de uitzinnige kreet "Merdeka"  (vrijheid). 
Sukarelas bezetten openbare  gebouwen en proberen hier en daar kleine Japanse garnizoenen te ontwapenen. 
De Japanners hebben niet veel  fantasie nodig, om te begrijpen dat de kollaborateurs van voorheen,zich nu  tegen hen zullen keren om zich schoon te wassen in de ogen van de geallieerden. 
De sukarela-eenheden worden  ontbonden en er gaat een bevel uit om ze te ontwapenen. 
De jonge fanatieke sukarela's  zijn echter al, met medeneming van hun wapens, ondergedoken. 
Deze gewapende groepen, van  fanatieke jongelingen, vervallen snel tot het bandietendom. Plundering,  verkrachting, afpersing en gruwelijke mishandeling van onschuldige en weerloze  kampongbewoners nemen de overhand. 
Uitgestrekte delen van Azië  moeten plotseling, na de onverwachte kapitulatie van japan, onder geallieerd  bevel worden gebracht. 
De latere luitenant-gouveneur van  Nederlands-Indië Van Mook, wil vanuit Australië met z'n troepen oversteken,  maar dit wordt hem door het geallieerde opperbevel verboden. 
Door de opstand in Indonesië  ontstaat een dreigende situatie voor de ruim 200.000 europeese gevangenen, die  half verhongerd en veelal ernstig ziek zijn. 
Vele onderdelen van het japanse  keizerlijke leger, weigeren de wapens in te leveren. 
Bij het geallieerde opperbevel  heerst onenigheid over de vraag, welke troepen Nederlands-Indië moeten  bevrijden. 
De aanvankelijke afspraak was,  dat de amerikaanse generaal Mc.Arthur (bewonderaar van de nederlanders en  vriend van koningin Wilhelmina) dit karwei zou opknappen. 
Maar als gevolg van allerlei  politieke intriges loopt de zaak anders. 
In 1944 is er een bespreking in  Honoloeloe geweest met de amerikaanse president Roosevelt en de engelse  oorlogsleider Churchill. De koningin heeft met het oog op deze bijeenkomst de  verzekering gegeven dat nederland bereid is de souvereiniteit aan de  indonesiers over te dragen langs de weg van een geleidelijk proces. 
Na de konferentie schrijft (Mc.Arthur  een uitgebreid rapport, waarin hij de nederlandse regering in Londen waarschuwt  voor de engelsen, die volgens hem, inzake de toekomst van Indonesië, dubieuze  bedoelingen hebben. 
Dit rapport gaat naar de  nederlandse inlichtingendienst in Brisbane. 
Het wordt doorgezonden naar  Londen via de normale diplomatieke post, in plaats van met een speciale  koerier. 
Het bewuste rapport wordt door de  engelsen onderschept en de nederlandse regering krijgt de waarschuwing nimmer  onder ogen. 
Wel nodigt Churchill enige tijd  later de nederlandse premier Gerbrandy diverse keren uit. Bij die gelegenheden  wijst hij er op dat het nederlandse prestige in het geding zal komen, indien de  amerikanen Nederlands-Indië bevrijden. 
Aldus raakt Mc.Arthur het  opperbevel in dit gebied kwijt aan de engelse admiraal Lord Mountbatten, die  tevens deel uitmaakt van het britse koningshuis. 
Ons Indië is een politiek  niemandsland geworden. 
Fataal voor de nederlandse  belangen is in de zomer van 1945, vooral de houding van de engelse troepen, die  de door Soekarno uitgeroepen republiek erkennen, en die kennelijk steun  verlenen aan de gewapende Hei-ho benden, die de bevolking terroriseren. 
Nederland kan niet ingrijpen,  omdat de engelsen de nederlandse bataljons vasthouden op Malakka. Daartoe zijn  ze in staat, omreden ons leger logistiek van hen afhankelijk is gemaakt. 
In een vroeger stadium was n.l.  afgesproken dat het nederlandse leger zou worden uitgerust met het materiaal  van de vier in Nederland gekapituleerde duitse divisie's. Die hadden een  voorraad, die onze behoeften voor drie jaar zou dekken. 
Een jungle-oorlog kost nu eenmaal  minder dan een grote oorlog tussen geregelde legers. Dat duitse wapentuig werd  door de engelsen echter in de noordzee gedumpt. 
De eerste nederlandse troepen die  uiteindelijk voet aan wal zetten in Indië zijn dan ook slecht uitgerust. 
De engelsen en australiërs zijn  het er in de zomer van 1945 over eens dat het de moeite loont om te proberen de  rijke oost-indische buit onderling te verdelen. 
In de wandelgangen van het  ministerie van buitenlandse zaken in Londen heeft dit streven zelfs een  kodenaam gekregen "Ditch the Dutch" (Houdt de hollanders er onder). 
Op 29 september 1945 gaan  geallieerde strijdkrachten in TandjongPriok op Java aan land. 
Zonder de nederlandse regering  daarvan in kennis te stellen, nodigt de engelse kommandant de Indonesische  leiders, die de opstand leiden, uit hem bij zijn taak behulpzaam te zijn. 
Van Mook komt in Batavia aan. Hij  krijgt echter geen enkele steun van de geallieerde machthebbers. 
Om de vele duizenden europeanen,  die nog in de kampen onder indonesische kontrole leven, te redden, besluit Van  Mook om met de republikeinse leiders in onderhandeling te treden. 
Uiteindelijk slaagt Van Mook erin  om z'n troepen, als onderdeel van de geallieerde strijdmacht, aan de bezetting  van Indonesië te laten deelnemen. 
Behoudens op Java en Sumatra  wordt overal in Ned.Indië het nederlands bewind zonder veel moeite aanvaard. 
Op 23 november 1945 komt er een  klein kontingent nederlandse troepen uit Australië op Java aan. 
Samen met de geallieerde  eenheden, houden ze daar slechts enkele enclaves bezet. De engelsen weigeren  elke militaire inbreng van nederlandse zijde. 
Hoe trager het herstel plaats  vindt, hoe minder hun eigen belangen in Malakka van de konkurentie te lijden  hebben. 
De chicanes op hoog niveau doen  helemaal vergeten dat tienduizenden gevangenen van de Japanners, onder wie  talrijke nederlandse vrouwen en kinderen, nog altijd onzegbaar lijden in  verloederde kampen. 
Zij zitten nog steeds achter  prikkeldraad, overgeleverd aan de kwellingen van sadistische bewakers,  wandluizen, tropische zweren, honger oedeem, malaria, totale uitputting en  morele wanhoop. 
Groot-Brittanië schenkt aan de repatriëring  van engelse en australische krijgsgevangenen in Malakka, Siam en Birma  prioriteit boven de bevrijding van de nederlandse vrouwen en kinderen. 
Na deze openhartige  uiteenzetting, weten we in ieder geval waar we aan toe zijn en wat ons in  Indonesië te wachten staat. 
De taak zal niet gemakkelijk  zijn. We zijn echter geen belangengroep, en daarom moeten we ons laten leiden  door ons rechtvaardigheidsgevoel. 
We vechten niet voor een  militaire overwinning, niet tegen de onafhankelijkheid van Indonesië, want die  is onvermijdelijk. 
Wij zijn hier om de onschuldige  bevolking te beschermen, om de terroristen te verjagen en de vrede te  herstellen. 
We zullen onderscheid moeten  maken tussen serieuze nationalisten, die wij dienen te respekteren, en de  misdadige elementen die we moeten bestrijden.  |